Diamantslijperij Billiet: gouden tijden, verval en herbestemming

Diamantslijperij Billiet: gouden tijden, verval en herbestemming

Diamantslijperij Billiet: gouden tijden, verval en herbestemming

Jules Billiet (°Brugge, 1885) had goed geld verdiend met zijn schilders- en glazeniersbedrijf in Heist-aan-Zee. Aangemoedigd door zijn zwager Maurice Ansaelens, die als diamantslijper werkte bij de Brugse diamantslijper Thys, besloot hij te investeren in de diamantnijverheid en startte hij in 1927 zijn eigen diamantslijperij in de Maria van Bourgondiëlaan 13 in Brugge.  

Het bijzondere aan Billiets diamantslijperij was dat hij met eigen kapitaal werkte. In de diamantindustrie had je patroons en entrepreneurs. Een patroon financiert de aankoop van ruwe diamanten zelf en laat de diamanten in zijn eigen bedrijf slijpen. Entrepreneurs slijpen in onderaanneming. Slechts twee slijperijen in Brugge waren in handen van een patroon: Billiet en de uitgeweken Antwerpse diamantslijperij Thys.


diamantslijperij3-200pxjpg
Jules Billiet - in de werkplaats kreeg hij de bijnaam “ 't vintje”


De diamantslijperij ondergebracht in een modernistisch huis

De diamantslijperij was ondergebracht in een prachtig herenhuis. De bekende Brugse architect Huib Hoste gaf het huis en de aangrenzende diamantslijperij een functionele, modernistische stijl. Hij bouwde dit huis in de wijk Christus Koning die toen nog in volle ontwikkeling was en waar de stad in het interbellum modernistische gevels toeliet. 

diamantslijperij Huis Billiet 
De diamantslijperij Billiet na de tweede wereldoorlog.
Julien Billiet (zoon van Jules) staat
achter het kleine venster in “het bureautje”.  

De slijperij kan je zien als een sobere balkvormige betonstructuur die je kan bereiken via de poort in de voorgevel van het huis. De werkplaats bestaat uit acht traveeën waarvan de eerste smaller is en ingericht was als bureautje. De overige traveeën waren voorbehouden voor ‘den atelier’, zoals kleinzoon Jean Billiet deze werkplaats noemt. De planindeling is gelijkaardig met andere diamantslijperijen in Vlaanderen. Grote vensters geven uit op de tuin en zorgen voor zeer veel licht. De ramen onderaan waren ingevuld met structuurglas zodat niemand naar buiten of naar binnen kon kijken. Billiet kreeg in 1927 een vergunning voor twintig slijpmolens die hij in één rij opstelde. Een grote centrale as dreef ze aan. Tijdens de wintermaanden zorgde een centrale verwarming ervoor dat het werken aangenaam was. In de laatste travee is een deur die naar de tuin leidt, want Hoste voorzag achteraan in de tuin een klein sanitair blok met twee toilethokjes en een urinoir voor de werknemers.

Jean Billiet (kleinzoon van Jules Billiet) herinnert zich nog dat er in de topperiode wel dertig molens stonden. “Maar na de diamantcrisis halveerden ze ‘den atelier’ met een kartonnen wand om stookkosten te besparen. Het was wel indrukwekkend als alles operationeel was. Deze industriële installatie maakte veel lawaai. Een elektrische motor op drijfkracht (‘force motrice’ noemden we dat toen) dreef een centrale as aan, die op zijn beurt de slijpmolens in beweging bracht. Op de centrale as waren houten wielen gemonteerd waarop brede riemen lagen. Deze zetten de slijpschijven in gang. Het gebeurde wel eens dat een riem van het wiel los kwam. En dan was het panne. In die tijd was er geen veiligheidsoverkapping. Een onvoorzichtige slijper is ooit in de riemen verstrikt geraakt. De slijpschijven moesten we regelmatig opnieuw ruw maken omdat diamant harder is dan staal. Daardoor werden de slijpschijven beetje bij beetje dunner tot ze versleten waren en aan vervanging toe waren.” 

Over klievers, snijders, slijpers en verstellers

Jules Billiet stond persoonlijk in voor de aan- en verkoop van diamanten. De leiding van zijn bedrijf liet hij over aan zijn oudste zoon Julien Billiet. Zijn jongste zoon, Fernand Billiet, was snijder en assisteerde zijn broer.  

De kliever spleet de ruwe diamant met de hand in bewerkbare delen waarbij hij de natuurlijke structuur van de diamant volgde. Dit gebeurde in Antwerpen. In de werkplaats van diamantslijperij Billiet vond je snijders, slijpers en verstellers. Julien Billiet zat samen met de snijders in een apart bureau. De snijder gaf de bewerkbare stukken een ronde vorm.

Jean Billiet vertelt: "De ruwe diamant werd in Antwerpen gekliefd. Dat was een heel minitieus werk voor specialisten. Iedere vrijdag ging opa met de trein naar Antwerpen om ruwe diamanten te kopen en om de afgewerkte producten te verkopen. Een van de mensen waarmee hij daar zaken deed was vader en zoon Lava. In ‘het bureautje’ sorteerden de snijders de stenen, gaven ze de bewerkbare stukken een eerste, ronde vorm en maakten ze de diamant helder met vitriool. Via een doorgeefvenster gaven ze deze bewerkte stenen door aan meestergast Jules Van Loo. Hij verdeelde ze onder de slijpers. Via dit venster had Julien Billiet ook een zicht op de ruime werkplaats van de slijpers.”

De versteller zat aan een lange, smalle tafel die met zink bedekt was, zo dicht mogelijk bij het raam om de diamanten te solderen of te verstellen. Dat wil zeggen dat hij de steen met een soort soldeersel op een loden dop plaatste waarna de steen geslepen kon worden. Diamantslijperij Billiet had in 1937 nog twee verstellers. Na de tweede wereldoorlog, toen de mechanische dop was uitgevonden, werd het verstellen overbodig en verloren verstellers hun werk. De slijpers (of brillandeurs) zaten aan de rij met slijpmolens op hoge stoelen, altijd met de rug naar het raam om storende reflectering in de stenen te vermijden.  In 1937 waren zo'n acht à negen slijpers actief in diamantslijperij Billiet.  


diamantslijperij2-200pcjpg
Slijper Jozef Billiet in diamantslijperij Jules Billiet
(na de tweede wereldoorlog).


Een beetje Brugse diamantgeschiedenis

In het begin van de 20ste eeuw kende de Belgische diamantindustrie een heropbloei, vooral in en rond Antwerpen. Maar door stakingen voor een hoger loon keken Antwerpse patroons uit naar een regio waar de vakbond minder invloed had en daarom weken ze uit naar Brugge. In 1909 was Alphonse Thys de eerste Antwerpse patroon die zich in Brugge vestigde. Na een moeilijkere periode tijdens de eerste wereldoorlog waren de jaren 1926-1929 de gouden jaren van de Brugse diamantindustrie. Meer dan honderd diamantslijpers en -klievers werkten in negen verschillende bedrijven. In die periode (1927) startte Jules Billiet zijn diamantslijperij.  

In het begin van de jaren 30 hadden vele Brugse diamantslijpers het moeilijk om het hoofd boven water te houden door het ineenstorten van de beurs van New York in 1929.  Maar dankzij de persoonlijke betrokkenheid van familie Billiet kon hun diamantslijperij weerstand bieden aan deze crisis. Ook dochter Ghislaine Billiet was betrokken in de business. Ze ontwierp een tijdlang juwelen voor Brugse klanten.

Toen de tweede wereldoorlog in 1940 uitbrak waren er zes diamantslijperijen aan het werk in Brugge en omgeving. Naast diamantslijperij Billiet ging het om Thys, De Winter, Gebroeders Lambert, Hoppenbrouwers en De Dageraad. Maar de oorlog legde alle activiteiten in de diamantindustrie lam voor een periode van ruim vijf jaar. Het werd snel duidelijk dat de Brugse diamantnijverheid zich niet echt kon herstellen na de tweede wereldoorlog. Brugse diamantslijperijen werden minder competitief doordat lonen elders lager waren. Verschillende diamantslijperijen moesten sluiten. Jules Billiet werkte nog een tijdje als entrepreneur voor Paul Lava in Oostende. Maar de komst van Carl Galmart naar Brugge in 1951 was de spreekwoordelijke druppel en bracht diamantslijperij Billiet in de problemen. In 1952 ging de slijperij tenslotte dicht.  

Jaren later, in 1959, deed een Antwerps diamantbedrijf nog een poging om de werkplaats nieuw leven in te blazen. Via een aanplakaffiche rekruteerden ze nieuwe leerjongens en -meisjes. Maar tevergeefs. Dit opzet mislukte. Al bleven in Brugge nog een aantal diamantslijperijen actief tot eind de jaren 60. Hier werd het stil.


cc5f74bd-48df-40a0-a676-c604b4ed2be8png

Pol Martens, verzamelaar van Brugse affiche, heeft deze affiche in zijn collectie.
Hij contacteerde ons een tijdje terug en schreef hierover op 19 juni 2020
een cursiefje in De Krant van West-Vlaanderen.


Herbestemming naar loft

De diamantslijperij is tussen de stopzetting van de activiteit (1952) en de bescherming (1995) volledig leeggehaald. De glorie van de diamantslijperij was gedurende een halve eeuw volledig weggeëbd. Uiteindelijk bleef niet veel meer over dan een vervallen loods die gebruikt werd als een 'container' voor afgedankt materiaal. Na onze aankoop in 2016 ruimden we alles op. Velen hebben het ons gevraagd, maar neen, we hebben er geen diamant meer teruggevonden. Eind 2019 pakten we het dak en de ramen aan, in 2020 de gevel van de loods. Momenteel zijn we bezig om de loods binnenin af te werken en te herbestemmen naar een loft. Benieuwd naar het eindresultaat.  

Wil je meer weten over de diamantindustrie in Brugge, dan raden we het boek 'Brugge diamantstad' aan.

downloadpng
 

--------

Rosenhoj, John & Ludo Vandamme. 1993. Brugge diamantstad: diamanthandel en diamantnijverheid in Brugge in de 15de en de 20ste eeuw. Brugge

Provinciaal archief West-Vlaanderen, archief 1940-heden, fonds Vergunningen betreffende gevaarlijke, hinderlijke en ongezonde bedrijven, hinderlijke en ongezonde bedrijven, BE PAWV A/1940-heden/A.3 - G.B/1998/P.B/133bb